Omdat ik in 1961 werd geboren heb ik niet al te veel meegekregen van de zestiger jaren. Het moeten heel bijzondere jaren zijn geweest. Maar ik weet er niet veel van. Daarom is het goed dat ik een vluchteling help met de Nederlandse taal. Dat betekent niet alleen dat ik bezig ben met grammatica, maar ook met leesvaardigheid. Er zijn gelukkig veel leerboeken die veel aandacht besteden aan de Nederlandse cultuur.
Zo wordt mijn kennis ook flink bijgespijkerd. Jawel, dat is nodig. Want ik wist een paar jaar geleden nog niet eens dat horeca een samentrekking was van hotel, restaurant en café. Beetje dom hè? Omdat mijn taalstudente al vier jaar in Nederland is, weet ze een en ander van de Zwarte Pietdiscussie. In het leerboek deden ze net alsof dat snel en soepel was opgelost en over ons roemrijke VOC verleden werd ook wat luchtig gedaan.
Vandaag behandelden we twee artikelen. Het eerste ging over Aletta Jacobs. Het was heel interessant, maar ik heb nog meer geleerd over het stuk over nozems en provo’s. Zo wist ik niet dat Het Lieverdje aan de hoofdstad was aangeboden door een sigarettenfabrikant en dat de man die op het Spui verkondigde dat je van het roken van tabak longkanker kon krijgen zichzelf de hele dag suf blowde.
Ze zijn leuk om te lezen, die stukken waarin je wat leert over de geschiedenis van ons land en de cultuur. Iedereen zou die algemene kennis moeten hebben. Dat hoor je op school te leren, maar als ik mijn leerlingen hoorde zeuren over het vak Burgerschapscompetenties denk ik niet dat de jeugd van tegenwoordig veel interesse heeft voor maatschappij, cultuur en weetjes die handig zijn voor het spelen van Triviant.
Euh, dat van de horeca, wist ik ook niet, ook wat geleerd…weet je wat ik denk, dat als je jong bent, dus lagere school en voortgezet onderwijs, je dat allemaal nog niet zo boeit of opslaat..ik denk dat je dat op oudere leeftijd veel meer aantrekt en opslaat.
Ik denk ook dat leren makkelijker gaat als je interesse hebt voor de stof.