Jarenlang kon ik niet meer in het park komen. Want dat was de plek waar ik zoveel ochtenden met Dotje liep. Destijds hadden ze geen omheining en kon ze over het hele veld denderen als ze op weg was naar de bal. Ze vermaakte zich er kostelijk en ze trok zich niets aan van de andere honden die er weleens liepen. Wandelaars met hond waren al snel aan haar gewend en niemand was bang voor haar.
Drie jaar geleden kwam ik er een keertje met Popje. Die vond het wel prima, maar ik kreeg meteen buikpijn. Het voelde alsof ik er niet meer thuishoorde, met geen enkele hond. Het was meteen de laatste keer. Totdat Apollo ervoor koos om de ochtendronde flink te bekorten. Dat had ik al een keertje gedaan toen het op een dag verschrikkelijk regende. Dus stelde ik hem voor maar eens naar rechts te gaan en vanaf die dag was dat onze route.
De terugweg door het park was het snelst en wie weet wat regen met Apollo’s buik doet, snapt wel dat ik zonder na te denken door het park ging. En met Apollo was het goed. Natuurlijk hou ik van de meisjes, maar die grote jongen is erg bijzonder. Hij liep over het pad alsof hij er tientallen keren had gelopen. Nu wandelt hij er bijna iedere dag. We komen er mensen tegen die ik ken van de tijd met Dotje en nu zijn ze dol op Apollo. Het is weer een goede plek geworden.
Fijn dat de herinneringen nu met Apollo gemaakt worden.
En dat die met Dotje niet meer zo’n pijn doen nu.
Hij heelt mijn hart, net als Dotje dat heeft gedaan.
Herken gelijk wat je bedoelt…en Apollo is er om je er doorheen te helpen…en dat is wat dieren doen hè…die leven in het nu..fijn dat het weer kan.
Apollo is erg belangrijk voor me. Daarom vind ik het zo fijn dat hij op de bank komt liggen als ik onder mijn deken ga liggen. En dat ik hem ’s ochtends zie. Hij mij niet meteen, want tegenwoordig slaapt hij nog omdat het om half zeven nog donker is.